appelsap
Uiterlijk
- ap·pel·sap
- In de betekenis van ‘drank van appels’ voor het eerst aangetroffen in 1562 [1]
- samenstelling van appel en sap [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | appelsap | appelsappen |
verkleinwoord | appelsapje | appelsapjes |
het appelsap o
- o (drinken) een vruchtensap die uit appels bereid is
- Op warme dagen drink ik graag appelsap.
- ▸ Hierna pakte ze een pak appelsap en schonk wat voor zichzelf in.[3]
- v/m een zekere voorraad van [1], zoals een pak of fles
- De appelsap is op, ik ga even een nieuw pak halen.
1. een vruchtensap bereid uit appels
- Het woord appelsap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "appelsap" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "appelsap" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ appelsap op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
appelsap, m
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Drinken in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Middelnederduits
- Zelfstandig naamwoord in het Middelnederduits
- Drinken in het Middelnederduits