alledag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·le·dag
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

alledag

  1. gewoon, niet bijzonder, steeds terugkerend

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
79 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Troonrede 2016
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be