abject

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  abject    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ab·ject

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	abject	abjecter	abjectst
verbogen	abjecte	abjectere	abjectste
partitief	abjects	abjecters	-

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, zie aldaar voor de verdere etymologie. In de betekenis van ‘verachtelijk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824

Bijvoeglijk naamwoord

abject

1. (pejoratief) volstrekt verachtelijk, zeer verwerpelijk

   • Hij maakte een abjecte toevoeging aan de discussie. 

Vertalingen

    1. volstrekt verachtelijk, zeer verwerpelijk   

Duits: abjekt (de) Engels: abject (en), despicable (en)

Frans: abject (fr) Spaans: abyecto (es)

Gangbaarheid

• Het woord abject staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "abject" herkend door:

74 %	van de Nederlanders;
43 %	van de Vlamingen.

Engels

Uitspraak

• Geluid:  abject (VK)    (hulp, bestand)
• IPA: /ˈæbdʒɛkt/, /ˈæbdʒɪkt/

stellend	vergrotend	overtreffend
abject	more abject	most abject

Bijvoeglijk naamwoord

abject

1. abject

enkelvoud	meervoud
abject	abjects

Zelfstandig naamwoord

abject

1. een hopeloos persoon, iemand in slechte staat

   «But he's an abject, a repulsive traitor.»

   Maar hij is een hopeloze, een afstotelijke verrader.

Afgeleide begrippen

• abjectedness

Frans

Uitspraak

• Geluid:  abject    (hulp, bestand)
• IPA: /abʒɛkt/

	enkelvoud	meervoud
mannelijk	abject	abjects
vrouwelijk	abjecte	abjectes

Bijvoeglijk naamwoord

Woordherkomst en -opbouw

• Van het Latijnse abiectus

abject

1. abject