aanstelling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·stel·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aanstelling aanstellingen
verkleinwoord aanstellinkje aanstellinkjes

Zelfstandig naamwoord

de aanstellingv

  1. benoeming in een functie, dienst etc.
    • Hij heeft een vaste aanstelling in gemeentedienst. 
    • Tegenwoordig zijn er alleen nog maar kleine aanstellinkjes. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be