aangrijpend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Uitspraak
Woordafbreking
  • aan·grij·pend
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: aangrijpen
verbogen vorm: aangrijpende

aangrijpend

  1. onvoltooid deelwoord van aangrijpen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aangrijpend aangrijpender aangrijpendst
verbogen aangrijpende aangrijpendere aangrijpendste
partitief aangrijpends aangrijpenders -

Bijvoeglijk naamwoord

aangríjpend

  1. aandoenlijk, ontroerend
    • Twee miljoen mensen kwamen Obama inhuldigen en niemand werd gearresteerd. Dit was iets erg aangrijpends. 
     Aangrijpende passages waarin ze Jeroens verdriet zowel mentaal als fysiek beleefde.[1]
Vertalingen
stellend
onverbogen aangrijpend
verbogen aangrijpende

Bijvoeglijk naamwoord

áángrijpend

  1. onvoltooid deelwoord van aangrijpen: de in dit punt aangrijpende vectoren.


Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen