zoethout

Uit WikiWoordenboek
zoethout

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoet·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zoethout -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zoethouto

  1. Glycyrrhiza glabra op Wikispecies, een plant die tot de vlinderbloemigen behoort
  2. (snoepgoed) gedroogde wortelstok van de gelijknamige plant
    • Ik heb hun vaders nog gekend / ze kochten zoethout voor een cent / ik zag hun moeders touwtjespringen[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Liedtekst uit Het Dorp op Wikipedia (nld) van Wim Sonneveld op Wikipedia (nld), 1974
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be