Schteeschleggel

Uit WikiWoordenboek

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Schtee·schleg·gel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schteeschleggel der Schteeschleggel Schteeschleggel die Schteeschleggel
datief me Schteeschleggel em Schteeschleggel Schteeschleggel de Schteeschleggel
accusatief en Schteeschleggel der Schteeschleggel Schteeschleggel die Schteeschleggel

Zelfstandig naamwoord

Schteeschleggel, m

  1. (gereedschap) sleg, voorhamer (een hamer om steen te bewerken)
  2. (gereedschap), (historisch) een stenen hamer (een hamer met een stenen hamerkop)
Hyperoniemen
Opmerkingen