Haus

Uit WikiWoordenboek
Ein Haus
Een huis

Duits

Uitspraak
Woordafbreking
enkelvoud meervoud
nominatief das Haus die Häuser
genitief des Hauses der Häuser
datief dem Haus
dem Hause
den Häusern
accusatief das Haus die Häuser

Zelfstandig naamwoord

Haus, o

  1. huis
    «Kommst du mit nach Hause
    Kom je mee naar huis?
Uitdrukkingen en gezegden
  • mit der Tür ins Haus fallen
met de deur in huis vallen
  • nach Hause
naar huis, thuis


Luxemburgs

enkelvoud meervoud
Haus Haiser

Zelfstandig naamwoord

Haus

  1. huis


Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Haus
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Haus es Haus Heiser die Heiser
datief me Haus em Haus Heiser de Heiser
accusatief en Haus es Haus Heiser die Heiser

Zelfstandig naamwoord

Haus, o

  1. (bouwkunde) huis
Afgeleide begrippen
Opmerkingen