Axt
Uiterlijk
- Axt
- erfwoord: sinds 13e eeuw; met paragogisch -t uit Middelhoogduits ackes, ackis, uit Oudhoogduits ackus, ontwikkeld uit Oergermaans *akwesī, waaruit Nederlands aks (zie aldaar).
Axt v
- (gereedschap) bijl
- «Forstarbeiter schwangen früher noch Äxte, um Bäume zu fällen; heute benutzen sie Motorsägen dazu.»
- Vroeger zwaaiden houthakkers nog met een bijl om bomen om te hakken; vandaag gebruiken zij daar een motorzaag voor.
- «Forstarbeiter schwangen früher noch Äxte, um Bäume zu fällen; heute benutzen sie Motorsägen dazu.»
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Axt | die Äxte |
genitief | der Axt | der Äxte |
datief | der Axt | den Äxten |
accusatief | die Axt | die Äxte |
- (Opperduits) Hacke
(spreektaal) wie die Axt im Walde of wie eine Axt im Walde
- Als een stier in een porseleinkast.
einer Sache die Axt an die Wurzel legen of an einer Sache die Axt anlegen
- Iets grondig aanpakken.
Die Axt im Haus erspart den Zimmermann.
- Iemand die goed kan klussen, bespaart geld.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.