aks

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • aks
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bijl’ voor het eerst aangetroffen in 901.[1]
  • Uit Middelnederlands a(e)xe, a(e)cs ‘bijl, strijdbijl, timmermansbijl’,[2] uit Oergermaans *akwesī.[3] Evenals Nederduits Ääks, Duits Axt, Fries akse(bile), hakse(bile), Engels axe, Oudnoords øx en Gotisch aqizi.
enkelvoud meervoud
naamwoord aks aksen
verkleinwoord aksje aksjes

Zelfstandig naamwoord

aks v / m [4]

  1. een bijl met een lange steel en een smalle snede

Gangbaarheid

41 % van de Nederlanders;
46 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Turks

Zelfstandig naamwoord

aks

  1. as, spil.