Naar inhoud springen

речь

Uit WikiWoordenboek
enkelvoud meervoud
nominatief речь ре́чи
genitief ре́чи рече́й
datief ре́чи реча́м
accusatief ре́чь ре́чи
instrumentalis ре́чью реча́ми
locatief о ре́чи о реча́х

речь v

  1. spraak, spreken
    «По улицам от одной музыкальной площадки к другой шатались толпы людей с пивом в руках, слышалась речь на разных языках.»
    Op de straten slenterden de mensen massaal van het ene muzikale plein naar het andere met bier in hun handen en hoorde men verschillende talen gesproken worden.
  2. gesprek
  3. toespraak, rede
    «Свою приветственную речь спикер фактически превратил в предвыборную.»
    De kamervoorzitter maakte van zijn begroeting in feite een verkiezingstoespraak.
  4. woord