percoleren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van percoleren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | percoleren | te percoleren | ||||||||
toekomend | zullen percoleren | te zullen percoleren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepercoleerd | te hebben gepercoleerd | ||||||||
toekomend | gepercoleerd zullen hebben | gepercoleerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
percolerend | gepercoleerd | ev. percoleer |
mv. verouderd percoleert |
percolere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | percoleer | percoleert | percoleert | percoleert | percoleert | percoleren | percoleren | percoleren | |||
verleden (o.v.t.) | percoleerde | percoleerde | percoleerde | percoleerde | percoleerde | percoleerden | percoleerden | percoleerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal percoleren | zult/zal percoleren | zult/zal percoleren | zult percoleren | zal percoleren | zullen percoleren | zullen percoleren | zullen percoleren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou percoleren | zou percoleren | zou(dt) percoleren | zoudt percoleren | zou percoleren | zouden percoleren | zouden percoleren | zouden percoleren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepercoleerd | hebt gepercoleerd | hebt/heeft gepercoleerd | hebt gepercoleerd | heeft gepercoleerd | hebben gepercoleerd | hebben gepercoleerd | hebben gepercoleerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gepercoleerd | had gepercoleerd | had gepercoleerd | hadt gepercoleerd | had gepercoleerd | hadden gepercoleerd | hadden gepercoleerd | hadden gepercoleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepercoleerd hebben | zal/zult gepercoleerd hebben | zult/zal gepercoleerd hebben | zult gepercoleerd hebben | zal gepercoleerd hebben | zullen gepercoleerd hebben | zullen gepercoleerd hebben | zullen gepercoleerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepercoleerd hebben | zou gepercoleerd hebben | zou/zoudt gepercoleerd hebben | zoudt gepercoleerd hebben | zou gepercoleerd hebben | zouden gepercoleerd hebben | zouden gepercoleerd hebben | zouden gepercoleerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gepercoleerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gepercoleerd | er is gepercoleerd | |||||||||
verleden | er werd gepercoleerd | er was gepercoleerd | |||||||||
toekomend | er zal gepercoleerd worden | er zal gepercoleerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gepercoleerd worden | er zou gepercoleerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gepercoleerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gepercoleerd worden | gepercoleerd te worden | ||||||||
toekomend | gepercoleerd zullen worden | gepercoleerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gepercoleerd zijn | gepercoleerd te zijn | ||||||||
toekomend | gepercoleerd zullen zijn | gepercoleerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gepercoleerd | wordt gepercoleerd | wordt gepercoleerd | wordt gepercoleerd | wordt gepercoleerd | worden gepercoleerd | worden gepercoleerd | worden gepercoleerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gepercoleerd | werd gepercoleerd | werd gepercoleerd | werdt gepercoleerd | werd gepercoleerd | werden gepercoleerd | werden gepercoleerd | werden gepercoleerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gepercoleerd worden | zult gepercoleerd worden | zult gepercoleerd worden | zult gepercoleerd worden | zal gepercoleerd worden | zullen gepercoleerd worden | zullen gepercoleerd worden | zullen gepercoleerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gepercoleerd worden | zou gepercoleerd worden | zou/zoudt gepercoleerd worden | zoudt gepercoleerd worden | zou gepercoleerd worden | zouden gepercoleerd worden | zouden gepercoleerd worden | zouden gepercoleerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gepercoleerd | bent gepercoleerd | bent/is gepercoleerd | zijt gepercoleerd | is gepercoleerd | zijn gepercoleerd | zijn gepercoleerd | zijn gepercoleerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gepercoleerd | was gepercoleerd | was gepercoleerd | waart gepercoleerd | was gepercoleerd | waren gepercoleerd | waren gepercoleerd | waren gepercoleerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepercoleerd zijn | zult gepercoleerd zijn | zult gepercoleerd zijn | zult gepercoleerd zijn | zal gepercoleerd zijn | zullen gepercoleerd zijn | zullen gepercoleerd zijn | zullen gepercoleerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepercoleerd zijn | zou gepercoleerd zijn | zou/zoudt gepercoleerd zijn | zoudt gepercoleerd zijn | zou gepercoleerd zijn | zouden gepercoleerd zijn | zouden gepercoleerd zijn | zouden gepercoleerd zijn |