pavoiseren/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van pavoiseren | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | pavoiseren | te pavoiseren | ||||||||
toekomend | zullen pavoiseren | te zullen pavoiseren | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gepavoiseerd | te hebben gepavoiseerd | ||||||||
toekomend | gepavoiseerd zullen hebben | gepavoiseerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
pavoiserend | gepavoiseerd | ev. pavoiseer |
mv. verouderd pavoiseert |
pavoisere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | pavoiseer | pavoiseert | pavoiseert | pavoiseert | pavoiseert | pavoiseren | pavoiseren | pavoiseren | |||
verleden (o.v.t.) | pavoiseerde | pavoiseerde | pavoiseerde | pavoiseerde | pavoiseerde | pavoiseerden | pavoiseerden | pavoiseerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal pavoiseren | zult/zal pavoiseren | zult/zal pavoiseren | zult pavoiseren | zal pavoiseren | zullen pavoiseren | zullen pavoiseren | zullen pavoiseren | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou pavoiseren | zou pavoiseren | zou(dt) pavoiseren | zoudt pavoiseren | zou pavoiseren | zouden pavoiseren | zouden pavoiseren | zouden pavoiseren | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gepavoiseerd | hebt gepavoiseerd | hebt/heeft gepavoiseerd | hebt gepavoiseerd | heeft gepavoiseerd | hebben gepavoiseerd | hebben gepavoiseerd | hebben gepavoiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gepavoiseerd | had gepavoiseerd | had gepavoiseerd | hadt gepavoiseerd | had gepavoiseerd | hadden gepavoiseerd | hadden gepavoiseerd | hadden gepavoiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepavoiseerd hebben | zal/zult gepavoiseerd hebben | zult/zal gepavoiseerd hebben | zult gepavoiseerd hebben | zal gepavoiseerd hebben | zullen gepavoiseerd hebben | zullen gepavoiseerd hebben | zullen gepavoiseerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepavoiseerd hebben | zou gepavoiseerd hebben | zou/zoudt gepavoiseerd hebben | zoudt gepavoiseerd hebben | zou gepavoiseerd hebben | zouden gepavoiseerd hebben | zouden gepavoiseerd hebben | zouden gepavoiseerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gepavoiseerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gepavoiseerd | er is gepavoiseerd | |||||||||
verleden | er werd gepavoiseerd | er was gepavoiseerd | |||||||||
toekomend | er zal gepavoiseerd worden | er zal gepavoiseerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gepavoiseerd worden | er zou gepavoiseerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gepavoiseerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gepavoiseerd worden | gepavoiseerd te worden | ||||||||
toekomend | gepavoiseerd zullen worden | gepavoiseerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gepavoiseerd zijn | gepavoiseerd te zijn | ||||||||
toekomend | gepavoiseerd zullen zijn | gepavoiseerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gepavoiseerd | wordt gepavoiseerd | wordt gepavoiseerd | wordt gepavoiseerd | wordt gepavoiseerd | worden gepavoiseerd | worden gepavoiseerd | worden gepavoiseerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gepavoiseerd | werd gepavoiseerd | werd gepavoiseerd | werdt gepavoiseerd | werd gepavoiseerd | werden gepavoiseerd | werden gepavoiseerd | werden gepavoiseerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gepavoiseerd worden | zult gepavoiseerd worden | zult gepavoiseerd worden | zult gepavoiseerd worden | zal gepavoiseerd worden | zullen gepavoiseerd worden | zullen gepavoiseerd worden | zullen gepavoiseerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gepavoiseerd worden | zou gepavoiseerd worden | zou/zoudt gepavoiseerd worden | zoudt gepavoiseerd worden | zou gepavoiseerd worden | zouden gepavoiseerd worden | zouden gepavoiseerd worden | zouden gepavoiseerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gepavoiseerd | bent gepavoiseerd | bent/is gepavoiseerd | zijt gepavoiseerd | is gepavoiseerd | zijn gepavoiseerd | zijn gepavoiseerd | zijn gepavoiseerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gepavoiseerd | was gepavoiseerd | was gepavoiseerd | waart gepavoiseerd | was gepavoiseerd | waren gepavoiseerd | waren gepavoiseerd | waren gepavoiseerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gepavoiseerd zijn | zult gepavoiseerd zijn | zult gepavoiseerd zijn | zult gepavoiseerd zijn | zal gepavoiseerd zijn | zullen gepavoiseerd zijn | zullen gepavoiseerd zijn | zullen gepavoiseerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gepavoiseerd zijn | zou gepavoiseerd zijn | zou/zoudt gepavoiseerd zijn | zoudt gepavoiseerd zijn | zou gepavoiseerd zijn | zouden gepavoiseerd zijn | zouden gepavoiseerd zijn | zouden gepavoiseerd zijn |