wisseling

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wis·se·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wisseling wisselingen
verkleinwoord wisselingetje wisselingetjes

Zelfstandig naamwoord

wisseling v [1] [2]

  1. het wisselen, de ruil, verruiling
  2. het overgaan van de ene in de andere bijv. eeuwwisseling
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen