Naar inhoud springen

vouw

Uit WikiWoordenboek
  • vouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vouw vouwen
verkleinwoord vouwtje vouwtjes

devouwv/m

  1. lijn waarlangs iets gevouwen is, vouwlijn
vervoeging van
vouwen

vouw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vouwen
    • Ik vouw. 
  2. gebiedende wijs van vouwen
    • Vouw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vouwen
    • Vouw je? 
96 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]