valer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·ler

Bijvoeglijk naamwoord

valer

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van vaal


Catalaans

stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
valc valia valgut
2e vervoeging volledig onregelmatig

Werkwoord

valer

  1. waard zijn
  2. nuttig zijn


Noors

Woordafbreking
  • va·ler
Naar frequentie 198579

Zelfstandig naamwoord

valer, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van val


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • va·ler

Werkwoord

valer

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
valer
valía
valido
volledig
  1. onovergankelijk kosten, waard zijn
  2. gelden
  3. baten
Synoniemen
Verwante begrippen