tyfuszooi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ty·fus·zooi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord tyfuszooi
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de tyfuszooiv / m

  1. puinhoop, narigheid
     Een tijd lang ben ik links verlamd geweest, dus dat werd revalidatiegedonder met fysiotherapie, ergotherapie en de hele tyfuszooi.[1]
     Het was eigenlijk een ’tyfuszooi’, als je tenminste de oude loodgieter moest geloven die regelmatig moest komen opdraven om het verstopte riool en leidingstelsel door te blazen.[2]
     Wel weer opgetogen dat de buurt van deze arme mensen deze week die tyfuszooi aan knuffels en kaarsjes heeft opgeruimd.[3]
     En telkens zag ze voor zich hoe ze de injectienaald in de nek van de dokter zette en met haar duim de Pregnyl in hem spoot. Alles was één grote tyfuszooi geworden.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron “De kleine oorlog van juffrouw Janny” (20 juli 1996)
  2. Bronlink Weblink bron “Benjamins bruid” (2009), Ambo/Anthos B.V., ISBN 9789041415554, p. 49
  3. Bronlink Weblink bron “Wie verstaat er kips?” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789400401945, p. 10
  4. Bronlink Weblink bron “Ei” (2014), Singel Uitgeverijen, ISBN 9789038898797, p. 168