klerezooi

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kle·re·zooi
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klerezooi
verkleinwoord klerezooitje

Zelfstandig naamwoord

de klerezooiv / m

  1. ongeordend geheel dat moet worden opgeruimd of schoongemaakt
    • Na het feest was de woonkamer een klerezooi. 
  2. (figuurlijk) ongewenste toestand als resultaat van een wanordelijk proces
    • Na de reorganisatie is het op mijn werk een klerezooi gebleven. 
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be