turn
Uiterlijk
- turn
vervoeging van |
---|
turnen |
turn
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van turnen
- Ik turn.
- gebiedende wijs van turnen
- Turn!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van turnen
- Turn je?
enkelvoud | meervoud |
---|---|
turn | turns |
turn
- turn
turn v
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | turn | |||
genitief | ||||
datief | ||||
accusatief |
- port [2]
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Woorden in het Oudnoords
- Woorden in het Oudnoords van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Oudnoords
- Bouwkunde in het Oudnoords