turbo

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tur·bo
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘krachtversterker’ voor het eerst aangetroffen in 1907 [1]
  • van Engels turbo [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord turbo turbo's
verkleinwoord turbootje turbootjes

Zelfstandig naamwoord

turbo m

  1. (motortechniek) apparaat dat ervoor zorgt dat lucht en brandstof onder druk een motor in komt, waardoor het vermogen opgevoerd wordt, turbocompressor, turbolader
  2. (motortechniek) auto met een turbomotor
  3. versterkend voorvoegsel toevoeging die de kracht of snelheid versterkt (vaak als eerste deel in samenstellingen)
    • De motor van het gepaarde eindrijm met daarop de turbo van het vaste rijmpaar kan de episch dichter een hoge kruissnelheid geven. [3]
Opmerkingen
  • Voordat in de tweede helft van de 20e eeuw betekenis [1] gangbaar werd, kwam "turbo-" in de eerste helft van die eeuw vooral voor als eerste deel van ontleende woorden, waarin het verwijst naar turbine [4]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • tur·bo
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
turbo turbos

Zelfstandig naamwoord

turbo

  1. (motortechniek) turbo, apparaat dat ervoor zorgt dat lucht en brandstof onder druk een motor in komt, waardoor het vermogen opgevoerd wordt
Overerving en ontlening


Spaans

Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
turbar

turbo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van turbar