toevallig
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- toe·val·lig
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | toevallig | toevalliger | toevalligst |
verbogen | toevallige | toevalligere | toevalligste |
partitief | toevalligs | toevalligers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
toevallig
- bij toeval , niet met opzet
- ▸ Toevallig had ik aan het zwembad een gesprek gevoerd met een Zwitser, Wale, die met zijn gezin in een camper een rondreis maakte.[1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord toevallig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "toevallig" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be