tijm

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tijm
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘plantengeslacht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1567 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tijm -
verkleinwoord tijmpje tijmpjes

Zelfstandig naamwoord

de tijmm

  1. (plantkunde) verschillende kruidachtige of houtachtige planten met een zeer aromatische geur uit de lipbloemenfamilie Lamiaceae op Wikispecies
  2. (plantkunde) verwijst naar Thymus vulgaris op Wikispecies, die de basis vormt van het keukenkruid (
    (wikidata: tijm op Wikidata)
    )
  3. (kruid) de blaadjes, vers of gedroogd, van Thymus vulgaris op Wikispecies worden gebruikt om (Mediterrane) gerechten te kruiden
    (wikidata: tijm op Wikidata)
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen