sudoku

Uit WikiWoordenboek
Een sudoku.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·do·ku
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sudoku sudoku's
verkleinwoord sudoku'tje
(sudokuutje) *
sudoku'tjes
(sudokuutjes) *

Zelfstandig naamwoord

de sudokum

  1. (spel) puzzel waarin cijfers moeten worden ingevuld, afkomstig uit Japan
    • Ik wil nog even m'n sudoku'tje afmaken. 
Opmerkingen
  • De oorspronkelijke uitspraak is met een oe-klank zoals in het Japans. Door de schrijfwijze komt de uitspraak met een uu-klank steeds meer voor.

Werkwoord

vervoeging van
sudokuen

sudoku

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sudokuen
    • Ik sudoku. 
  2. gebiedende wijs van sudokuen
    • Sudoku! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sudokuen
    • Sudoku je? 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Limburgs

Uitspraak
  • IPA: /ˈzyːdoːkyː/ (Etsbergs)
Woordherkomst en -opbouw
  • Schriftelijk leenwoord van het Nederlands.

Zelfstandig naamwoord

sudoku m

  1. sudoku
Verbuiging