straw

Uit WikiWoordenboek


Engels

Uitspraak
Woordafbreking
  • straw
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudengelse zelfstandige naamwoord streaw
enkelvoud meervoud
[1] straw -
enkelvoud meervoud
[2] straw straws

Zelfstandig naamwoord

straw

  1. (landbouw), (plantkunde) stro
  2. (drinken) (gereedschap) strohalm, rietje, strootje
  3. (figuurlijk) iets dat ondergeschikt of waardeloos is
  4. (dierkunde) gebruikt in namen van dieren
  5. (plantkunde) gebruikt in plantennamen
  6. (medisch) gebruikt in de ziektenaam straw itch
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden