steel

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • steel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stengel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1344 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord steel stelen
verkleinwoord steeltje steeltjes

Zelfstandig naamwoord

steel m

  1. staaf
  2. staafvormig handvat (bijv. bij gereedschap)
  3. (plantkunde) deel van een plant, waarmee een bloem of vrucht aan de stengel vastzit, bladsteel
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
stelen

steel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stelen
    • Ik steel. 
  2. gebiedende wijs van stelen
    • Steel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stelen
    • Steel je? 

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
vervoeging
onbepaalde wijs to  steel 
he/she/it  steels 
verleden tijd  steeled 
voltooid
deelwoord
 steeled 
onvoltooid
deelwoord
 steeling 
gebiedende wijs  steel 

Werkwoord

steel

  1. harder maken
enkelvoud meervoud
steel -

Zelfstandig naamwoord

steel

  1. staal