starter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • star·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van start met het achtervoegsel -er.
enkelvoud meervoud
naamwoord starter starters
verkleinwoord startertje startertjes

Zelfstandig naamwoord

de starterm

  1. iemand die met iets begint
    • Voor starters op de woningmarkt komt er een overgangsregeling. 
  2. iemand die vanaf een startlijn aan een wedstrijd begint
    • De eerste starters komen al binnen. 
    • Die sprinter is een van de beste starters ter wereld. 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • star·ter
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 987

Werkwoord

starter

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van starte

Zelfstandig naamwoord

starter

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van start
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   starter     starteren     startere     starterene  
genitief   starters     starterens     starteres     starterenes  

Zelfstandig naamwoord

starter

  1. (techniek) starter (onderdeel van een motor)
  2. (sport) persoon die het startsignaal geeft tijdens een sportwedstrijd
  3. (sport) deelnemer aan een sportwedstrijd
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • [1]: trykke på starteren
op de starter drukken

Verwijzingen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • star·ter
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie 1127

Werkwoord

starter

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van starte

Zelfstandig naamwoord

starter

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van start
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   starter     starteren     startere     starterene  
genitief   starters     starterens     starteres     starterenes  

Zelfstandig naamwoord

starter

  1. (techniek) starter (onderdeel van een motor)
  2. (sport) persoon die het startsignaal geeft tijdens een sportwedstrijd
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
  • [1]: trykke på starteren
op de starter drukken