slaapmuts
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- slaap·muts
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van slaap en muts [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | slaapmuts | slaapmutsen |
verkleinwoord | slaapmutsje | slaapmutsjes |
Zelfstandig naamwoord
- (hoofddeksel), (slapen) muts die men draagt tijdens het slapen
- Nu de nachten weer koud zijn draag ik een slaapmuts.
- (drinken), (slapen) borrel die men drinkt om goed te kunnen slapen
- Voor het slapengaan neem ik altijd een slaapmutsje
Vertalingen
1. hoofddeksel
2. borrel
Gangbaarheid
- Het woord slaapmuts staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slaapmuts" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Hoofddeksel in het Nederlands
- Slapen in het Nederlands
- Drinken in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %