schuldenaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schul·de·naar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schuldenaar schuldenaars
schuldenaren
verkleinwoord schuldenaartje schuldenaartjes

Zelfstandig naamwoord

schuldenaar m

  1. iemand die iets (meestal geld) aan iemand anders verschuldigd is
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen