schoft

Uit WikiWoordenboek
De schoft van een paard

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schoft
Woordherkomst en -opbouw
  • [A] Vermoedelijk van het Nederduitse schuft, te herleiden tot PIE *(s)ḱup-. In de betekenis van ‘schouder van groot dier’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1573 [1][2]
  • [B] Van het Nederduitse schofft, schufft ("roofridder"), waar ook schavuit van is afgeleid. In de betekenis van ‘gemene vent’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1690 [1][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord schoft schoften
verkleinwoord schoftje schoftjes

Zelfstandig naamwoord

[A] schoft v/m

  1. (zoötomie) het hoogste deel van de rug tussen de schouderbladen, van viervoetige dieren
    • De grootte van een paard wordt aangegeven in de hoogte van de schoft. 

[B] schoft m

  1. (scheldwoord) iemand (doorgaans van het mannelijk geslacht) die zich door zijn gedragingen gehaat maakt
    • Die vuile schoft! 
Synoniemen
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen