schavuit
![]() |
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- scha·vuit
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘schelm’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1599 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schavuit | schavuiten |
verkleinwoord | schavuitje | schavuitjes |
Zelfstandig naamwoord
schavuit m
- een persoon die kwaad bedrijft
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord schavuit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "schavuit" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |