scan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scan
Woordherkomst en -opbouw
  • ontleend aan het Engels [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord scan scans
verkleinwoord scannetje scannetjes

Zelfstandig naamwoord

de scanm

  1. het scannen
  2. het resultaat van voornoemde handeling
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
scannen

scan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scannen
    • Ik scan. 
  2. gebiedende wijs van scannen
    • Scan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scannen
    • Scan je? 

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • scan
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels

Zelfstandig naamwoord

scan monbezield

  1. scan; het resultaat van scannen
Verbuiging
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Verwijzingen