samenwerken
Uiterlijk
- Geluid: samenwerken (hulp, bestand)
- sa·men·wer·ken
- samenstelling van samen en werken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
samenwerken |
werkte samen |
samengewerkt |
zwak -t | volledig |
samenwerken
- inergatief ~ met met een of meer aan hetzelfde werken
- Hij kon goed met iemand samenwerken.
- ▸ Het rapport geeft drie hoofdadviezen: ga bouwen, ga digitaal en ga samenwerken.[1]
- ▸ Want de arbeidersmeerderheid had het probleem dat ze geen opgeleide mensen hadden voor alle bureaucratische en politieke posten. Dus moesten ze hun tegenstander om hulp vragen. En sindsdien werken ze in alle rust samen.[2]
- samenwerking, samenwerkingsakkoord, samenwerkingsovereenkomst, samenwerkingsproject, samenwerkingsschool, samenwerkingsverband, samenwerkingsvoorwaarde, samenwerkingsvorm
1. met een of meer aan hetzelfde werken
- Het woord samenwerken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "samenwerken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron Noud Engelen“Kwetsbare ouderen hebben beschermde woonomgeving nodig” (14 februari 2020), Trouw
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 11
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %