ringer

Uit WikiWoordenboek

Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • rin·ger
Naar frequentie 390

Werkwoord

ringer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ringe

Zelfstandig naamwoord

ringer

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van ring
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   ringer     ringeren     ringere     ringerne  
genitief   ringers     ringerens     ringeres     ringernes  

Zelfstandig naamwoord

ringer, m

  1. (sport) een turner die aan ringen turnt
  2. (beroep), (verouderd) klokkenluider


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • rin·ger

Werkwoord

ringer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ringa
Schrijfwijzen

Werkwoord

ringer

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van ringe
Schrijfwijzen

Zelfstandig naamwoord

ringer

  1. nominatief onbepaald vrouwelijk meervoud van ringe
Schrijfwijzen