rijt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijt
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
rijten

rijt

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van rijten
  2. gebiedende wijs van rijten

Werkwoord

vervoeging van
rijen

rijt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijen
    • Jij rijt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijen
    • Hij rijt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rijen
    • Rijt! 
enkelvoud meervoud
naamwoord rijt rijten
verkleinwoord rijtje rijtjes

Zelfstandig naamwoord

rijt v / o

  1. (waterbeheer) watergeul in (voormalig) buitendijks gebied in Friesland en Groningen
Afgeleide begrippen

Verwijzingen


Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

rijt o

  1. schrijfwijze voor riet[3]

rijt v

  1. waterloop, sloot, afwateringskanaal[4];
  2. rijt, watergeul in (voormalig) buitendijks gebied[5]
  3. schrijfwijze voor ridinge, rijding, het vaststelling van de prijs van levensmiddelen door de overheid[6]
Schrijfwijzen

Verwijzingen