Naar inhoud springen

ramier

Uit WikiWoordenboek
1. un ramier: een houtduif
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   ramier     le ramier     ramiers     les ramiers  
vrouwelijk   ramière     la ramière     ramières     les ramières  

ramier m

  1. (duifachtigen) houtduif, Columba palumbus op Wikispecies*
  2. (spreektaal) luilak, luiaard
    «Le coach dit que ces deux garçons-là sont des ramiers, ils ne s’entraînent même pas!»
    De coach zegt dat die twee jongens luiaards zijn, ze trainen zelfs niet!
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   ramier ramiers
  vrouwelijk   ramière ramières

ramier

  1. van of als een houtduif
  2. lui[1]