pront

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pront
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Franse prompt, daarmee in een lichte verbastering feitelijk hetzelfde woord als prompt. [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pront pronter prontst
verbogen pronte prontere prontste
partitief pronts pronters -

Bijvoeglijk naamwoord

pront [2]

  1. (van iets of iemand) netjes of volgens de regels
    • Het resultaat is een feestelijk frivole en goedgemutste vertolking vol bling. Strijkers en blazers tuimelen met acrobatische precisie over elkaar, radde loopjes klinken probleemloos pront. Nézet-Séguin legt vooral de orkestrale spitsvondigheid van deze partituren bloot, waardoor symfonie nummer 1 iets te dartel, 3 te kwiek en 4 te virtuoos klinkt. Een lumineus mooie Tweede en een atmosferische Vijfde symfonie daarentegen zetten de balans weer op orde. [3] 
  2. (van iets) fris en fruitig, monter
    • Bitterblond bijvoorbeeld. En dat bier van De Prael is precies wat de naam zegt: pront blond, mild bitter, helder en gebalanceerd. Nu ook in een variant die gemaakt is met regenwater, genaamd Code Blond. [4] 
  3. (van iets) omvangrijk
    • Als je hem zou tegenkomen op straat, zou hij je favoriete knuffeldier kunnen zijn. Gezet, beminnelijke lach, een volle bos zwart haar en een pronte snor. Maar Nicolás Maduro (54) kom je niet tegen in het dagelijkse leven, ook niet in zijn eigen Venezuela. Op straat is de president zijn leven niet veilig. [5] 
    • De afgelopen jaren waren de 'gewone' belfie's nog in zwang. Veel jonge Instagramgebruiksters wilden hun pronte onderrondingen tonen met de rest van de wereld. Et voila, de #belfie was geboren. Maar dit jaar nemen we het klaarblijkelijk een stapje verder. [6] 
  4. (van iemand) vol zelfvertrouwen
Synoniemen

Bijwoord

  1. snel, direct
    • Euler begint vaak met een achtergrondvertelling van paintbrush, met daarbovenop talloze transparante lagen acryl. Voorstellingen lopen in elkaar op, verstoppen zich achter elkaar of springen pront op de voorgrond. [7] 

Gangbaarheid

64 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[8]

Verwijzingen

  1. pront op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Standaard WOENSDAG 2 AUGUSTUS 2017
  4. Volkskrant Raymond van der Laan 29 april 2017
  5. Tubantia Hans van Zon 03-augustus-2017
  6. Tubantia Renske Baars 12-juli-2017
  7. NRC Lucette ter Borg 7 juli 2017
  8. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be