pits

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pits
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pits -
verkleinwoord pitsje pitsjes

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

de pitsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord pit: "werkplaats langs een circuit voor auto- of motorsport"
  2. (sport) gebied langs de racebaan waar de voertuigen die aan de race deelnemen kunnen stoppen om te tanken en voor kleine reparaties en bandenwissel
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
pitsen

pits

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pitsen
    • Ik pits. 
  2. gebiedende wijs van pitsen
    • Pits! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pitsen
    • Pits je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen