paspop

Uit WikiWoordenboek
Een paspop

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·pop
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord paspop paspoppen
verkleinwoord paspoppetje paspoppetjes

Zelfstandig naamwoord

de paspopv / m

  1. (gereedschap) pop waarop men gemaakte kleren past
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be