papegaai

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·pe·gaai
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord papegaai papegaaien
verkleinwoord papegaaitje papegaaitjes

Zelfstandig naamwoord

de papegaaim

  1. (papegaaiachtigen) benaming voor vogels uit de orde Psittaciformes op Wikispecies, vaak met een bont verenkleed en het vermogen de menselijke stem na te bootsen
    • Wij hebben sinds kort een papegaai thuis. 
  2. (figuurlijk) (pejoratief) iemand die andere mensen napraat, zonder een eigen opvatting te ontwikkelen
     Dus, ben jij een intellectueel, op zoek naar wijsheid? Of ben je een hogeropgeleide papegaai?[3]
  3. (medisch) stalen, driehoekige steun boven een bed, waaraan een patiënt zich kan optrekken
    • Wij hebben sinds kort een papegaai thuis, want mijn opa is bedlegerig. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen