overzetten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·zet·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overzetten
zette over
overgezet
zwak -t volledig

Werkwoord

overzetten

  1. overgankelijk van de ene kant naar de andere brengen
    • De veerman zette ons tegen betaling van een klein bedrag over. 
  2. overgankelijk (informatica) van het ene systeem naar het andere systeem brengen
    • Ik heb al mijn bestanden overgezet op mijn nieuwe computer. 
  3. vertalen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
overzetten

overzetten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van overzetten
    • ...dat wij overzetten. 
    • ...dat jullie overzetten. 
    • ...dat zij overzetten. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be