Naar inhoud springen

overleg

Uit WikiWoordenboek
  • over·leg
enkelvoud meervoud
naamwoord overleg overleggen
verkleinwoord overlegje overlegjes

hetoverlego

  1. beraad, beraadslaging
vervoeging van
overleggen

overleg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
    • Ik overleg. 
  2. gebiedende wijs van overleggen
    • Overleg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
    • Overleg je? 
vervoeging van
overleggen

overleg

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overleggen
    • ... dat ik overleg. 
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

overleg

  1. overleg