Naar inhoud springen

openbaar

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen openbaar openbaarder openbaarst
verbogen openbare openbaardere openbaarste
partitief openbaars openbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

openbaar

  1. vrij toegankelijk
    • WikiWoordenboek is openbaar en zal dat ook altijd blijven. 
    • De onthulling van de foto is voor Falcke een grote opluchting. ‘We hebben hier 25 jaar op gewacht. En toen ik eindelijk wist wat eruit kwam, mocht ik er niet over praten. Nu is het openbaar en is deze foto niet meer van ons alleen, maar van iedereen’, laat hij aan de telefoon weten. [2] 
Synoniemen
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Openbaar Ministerie
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
openbaren

openbaar

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openbaren
    • Ik openbaar. 
  2. gebiedende wijs van openbaren
    • Openbaar! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openbaren
    • Openbaar je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen