Naar inhoud springen

opbellen

Uit WikiWoordenboek
  • op·bel·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opbellen
belde op
opgebeld
zwak -d volledig

opbellen

  1. overgankelijk iemand ~: iemand telefonisch proberen te bereiken
97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be