oostelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oos·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oostelijk oostelijker oostelijkst
verbogen oostelijke oostelijkere oostelijkste
partitief oostelijks oostelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

oostelijk

  1. betrekking hebbend op, liggend in, afkomstig uit het oosten enz
    • Dat is de oostelijkste provincie van het land. 
Antoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen