onopgemerkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·op·ge·merkt
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onopgemerkt onopgemerkter onopgemerktst
verbogen onopgemerkte onopgemerktere onopgemerktste
partitief onopgemerkts onopgemerkters -

Bijvoeglijk naamwoord

onopgemerkt [1]

  1. dat iets of iemand niet gezien of erkend is
    • De onopgemerkte helden zijn misschien belangrijker geweest dan degenen die op de voorgrond zijn komen te staan. 
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen