onbemerkt

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·be·merkt
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen onbemerkt
verbogen onbemerkte
partitief onbemerkts

Bijvoeglijk naamwoord

onbemerkt [1]

  1. zonder dat men het opgemerkt
    • In Enschede werd recent de 88-jarige Betsy Bakker op een gehaaide manier van haar bankpas en tegoeden beroofd. Ze werd in de gaten gehouden toen ze pinde en bij een actie buiten de winkel is haar de bankpas onbemerkt ontnomen. Betsy Bakker raakte in een half uur 1650 euro kwijt. [2] 
    • Ook in het noorden van Overijssel zijn eerder al alpaca’s gestolen. Deze kleine lama’s worden onbemerkt uit de weilanden gehaald en verkocht aan alpacaliefhebbers. Voor een goed dier wordt al gauw enkele duizenden euro’s neergeteld. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen