onomstotelijk
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·om·sto·te·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van omstoten met het voorvoegsel on- met het invoegsel -e- en met het achtervoegsel -lijk
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onomstotelijk | onomstotelijker | onomstotelijkst |
verbogen | onomstotelijke | onomstotelijkere | onomstotelijkste |
partitief | onomstotelijks | onomstotelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onomstotelijk [1]
- van iets dat het niet ontkent kan worden (letterlijk je kunt het niet omverwerpen)
- De advocate leverde het onomstotelijke bewijs dat haar cliënt onschuldig is.
- ▸ Of hij de groep wielrenners bewust afsneed, is volgens de politie nog niet duidelijk. Ook staat nog niet onomstotelijk vast dat hij iets merkte van de valpartij.[2]
Synoniemen
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord onomstotelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "onomstotelijk" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron “Automobilist die doorreed na ongeluk met wielrenners meldt zich” (16 mei 2022), NOS
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 13
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Voorvoegsel on- in het Nederlands
- Invoegsel -e- in het Nederlands
- Achtervoegsel -lijk in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %