omstaander

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  omstaander    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈɔmstandər / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• om·staan·der

Woordherkomst en -opbouw

• samenstellende afleiding van  om bw  en  staan ww  met het achtervoegsel -er

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	omstaander	omstaanders
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de omstaander m

1. iemand die ergens getuige van is zonder aan de handeling deel te nemen

   • Door de klap was de auto op zijn kant komen te staan. Omstaanders duwden de wagen terug op zijn vier wielen waarop ik minstens twee inzittenden zag uitstappen en heb zien vluchten.  
   • Ook de omstaanders konden om de situatie lachen. "Veel geluk om dit uit te leggen aan je verzekeringsmaatschapij" [sic!], grapte een omstaander.  
   • De videobeelden van de heroïsche tussenkomst van Rogers, die overigens bijval kreeg van een andere omstaander, gingen meteen na het incident het hele internet over. Internetgebruikers prezen hem voor zijn moed en gaven hem de bijnaam "trolley man".  

Synoniemen

• omstander (uitspraakvariant)
• getuige, toeschouwer

Gangbaarheid

• Het woord omstaander staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omstaander" herkend door:

82 %	van de Nederlanders;
91 %	van de Vlamingen.