Naar inhoud springen

getuige

Uit WikiWoordenboek
  • ge·tui·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord getuige getuigen
verkleinwoord getuigetje getuigetjes

degetuigev/m

  1. (juridisch) iemand die een gebeurtenis heeft meegemaakt of op andere wijze, veelal onder ede, een verklaring kan geven ten aanzien van de ware toedracht van een zaak
     Andrew en ik dachten dat die vriendschap een leven lang zou duren, dat Malcolm en Etienne in de toekomst elkaars getuige zouden zijn bij hun huwelijk, en peetvader van hun respectieve kinderen.[1]
     Terwijl ze in een kring rondom de kleine geborduurde beeltenis van het kindeke Jezus zitten, almaar biddend, urenlang, zich afwendend van de oceaan die tegen de ramen duwt, fluisterend, mompelend, elkaar vasthoudend, menen ze getuige te zijn van een wonder.[2]
  • Eén getuige is geen getuige
  • In de betekenis van ‘voorzetsel’ voor het eerst aangetroffen in 1644 [3]
  • De aanvoegende wijs van getuigen.

getuige

  1. kondigt de grondslag aan waarop een uitspraak gedaan wordt
    • De Dortherbeek heeft, getuige de sterk slingerende gemeentegrens, in het verleden sterk gemeanderd. 
vervoeging van
getuigen

getuige

  1. aanvoegende wijs van getuigen
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]