octaëder
- oc·taë·der, oc·ta·eder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | octaëder | octaëders |
verkleinwoord | octaëdertje | octaëdertjes |
octaëder m
- (wiskunde) een regelmatig achtvlak, een ruimtelijke figuur begrensd door acht gelijkzijdige driehoeken
- De sodiumatomen in keukenzout worden omringd door een octaëder van chlooratomen.
Regelmatige veelvlakken in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tetraëder • hexaëder • octaëder • decaëder • dodecaëder • icosaëder |
1. een regelmatig achtvlak, een ruimtelijke figuur begrensd door acht gelijkzijdige driehoeken
- Het woord octaëder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "octaëder" herkend door:
39 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be